In de wereld tussen alleen maar groten,
hoor ik bij maar al te velen
vaak een oorverdovend stemgeluid,
uit angst zeker dat men hen niet hoort,
alles overstemmend alsof er prijzengeld op staat,
de handen vastgeklampt aan een persoon,
dat die maar vooral het luisteren niet laat.
Het zwart-wit van hun verhalen,
en de commentaren links en rechts,
soms kruislings simultaan,
vaak alleen maar om te scoren,
hun ego wordt nog extra opgeladen,
met een spraak veel groter dan tevoren.
Met het lopen van de tijd en drank
wordt dan nóg wat gas gegeven,
zodat voor de rest van de aanwezigen
het uitwisselen van gedachten
alleen op papier nog acceptabel lijkt.
Ik keer mij af, of verander van locatie,
niet vanuit een soort van superioriteit,
maar vanuit een afstand die ik voel,
een band die mij eerder al verliet,
hun humor niet begrijpend,
noch hun meestal vermeende prioriteit,
maar vooral het volume smaakt me niet.
En dan plots keert zich mijn ongemak,
door een onverwacht en schoon geluid,
het stemmeke van een kleine schat,
met ogen als glanzende kastanjes
en een lach van hier tot heel ver ginder,
mijn dag kan haast al niet meer stuk;
door de knieën voor dat klein juweel,
met de intrede van dat kleine groot geluk.
Blijf nog even hangen mooi klein mens,
en overstem met uw subliem soprano
de valsheid van het koor alhier,
en gooi er gerust een schepje bovenop,
samen met uw trommel harp en lier.
FMG 29-12-2010